De komkommer Lemon Apple is een zeer productief oud ras waarvan de vruchten als ze rijp zijn, de vorm hebben van een gele appel. Ze rijpen van wit naar geel en zijn meestal iets gestekeld. Deze zwarte stekeltjes laten echter zeer gemakkelijk los.
De komkommers zijn licht verteerbaar en worden gebruikt voor zure inmaak en voor salades.
De planten zijn resistent tegen roest en goed bestand tegen droge periodes in de zomer.
Dit ras is geschikt voor teelt in de serre en voor vlakveldsteelt of aan draad in volle grond.
Type: Vruchtgroente
Inhoud: 2g
Aantal zaden per gram: 35
Zaden: Buzzy Seeds (Nederland)
Zaaien onder glas in potjes van 10-11cm: april-mei
Zaaien in volle grond: vanaf eind mei
Zaaitemperatuur: 20°C
Zaaidiepte: 1cm
Kiemduur: 6-14 dagen
Uitplanten: vanaf half mei of 5-6 weken na de uitzaai
Plantafstand: de aanbevolen tussenafstand bedraagt 100 x 80cm
Standplaats: serre of normale tuingrond, zonnig en windluw
Begin oogst: 80-90 dagen na opkomst
1)Zaaien onder glas in potjes van 10-11cm (bij voorkeur):
Zaai in de aangegeven periode in potjes gevuld met vochtige zaaigrond. Komkommers houden immers niet van verspenen. Leg 2-3 zaden per potje. Bedek met zaaigrond zodat de zaden op de aangegeven zaaidiepte liggen en druk licht aan. Na kieming 1 plant per pot aanhouden, hierdoor krijgt u sterkere planten.
Zorg voor een zo constant mogelijke temperatuur, dit geeft een betere kieming. Dek het zaaibakje af met huishoudfolie of een deksel. Houd na het zaaien en tijdens het kiemen de grond vochtig met een vernevelaar.
Zodra de jonge zaailingen opkomen, de huishoudfolie of het deksel beetje bij beetje verwijderen.
Komkommerplanten houden niet van verspenen. De jonge planten mogen gesteund worden met een stokje indien nodig.
Vanaf begin mei mag je uitplanten in een niet-verwarmde serre of vanaf half mei buiten in de tuin.
2) Zaaien ter plaatse
Maak de grond onkruidvrij, goed los en fijn. Span een touw of leg een lat of plank zodat u een mooi, recht geultje kunt trekken om de zaden in te leggen. Bedek de zaden nadien met een fijn laagje aarde zodat ze op de aangegeven diepte liggen. Druk aan met een hark of een plankje. Begiet heel voorzichtig of benevel met de tuinslang. Zet aan het begin van de rij een plantenetiket met de naam van de groente.
Uitdunnen: Meestal liggen de zaden in de rij dichter bij elkaar dan nodig. Trek de jonge planten die te kort bij elkaar staan, uit.
Voor serreteelt:
De planten worden langs koorden of stokken geleid zonder de hoofdrank in te toppen. Van de eerste 6 à 7 bladoksels worden zowel de zijscheuten als de bloemen verwijderd. Van de volgende bladoksels worden de scheuten weggenomen en de bloemen worden uitgedund volgens het schema één weg, één laten staan.
Boven aan de gewasdraad (2m hoogte) wordt de plant getopt en de 2 voorlaatste scheuten laat men verder groeien. Bind deze scheuten terug op aan de gewasdraad en top ze op 50-60cm.
Geef regelmatig water. Doe dit ’s morgens en maak een voldoende grote zone rond de plant vochtig. Bij zonnig weer verdampt een volwassen plant wel 3 liter water. Probeer de bladeren niet te raken bij het water geven.